Werkwoorden vervoegen
quotiseren
Tegenwoordige tijd quotiseren
Ik quotiseer
Jij quotiseert
quotiseer jij?
U quotiseert
Hij/Zij/Het quotiseert
Wij quotiseren
Jullie quotiseren
Zij quotiseren
Verleden tijd van quotiseren
Ik quotiseerde
Jij/U quotiseerde
Hij/Zij/Het quotiseerde
Wij quotiseerden
Jullie quotiseerden
Zij quotiseerden
Voltooid deelwoord van quotiseren
gequotiseerd
Tegenwoordig deelwoord van quotiseren
quotiserend