Werkwoorden vervoegen
protocolleren
Tegenwoordige tijd protocolleren
Ik protocolleer
Jij protocolleert
protocolleer jij?
U protocolleert
Hij/Zij/Het protocolleert
Wij protocolleren
Jullie protocolleren
Zij protocolleren
Verleden tijd van protocolleren
Ik protocolleerde
Jij/U protocolleerde
Hij/Zij/Het protocolleerde
Wij protocolleerden
Jullie protocolleerden
Zij protocolleerden
Voltooid deelwoord van protocolleren
geprotocolleerd
Tegenwoordig deelwoord van protocolleren
protocollerend