Werkwoorden vervoegen
proponeren
Tegenwoordige tijd proponeren
Ik proponeer
Jij proponeert
proponeer jij?
U proponeert
Hij/Zij/Het proponeert
Wij proponeren
Jullie proponeren
Zij proponeren
Verleden tijd van proponeren
Ik proponeerde
Jij/U proponeerde
Hij/Zij/Het proponeerde
Wij proponeerden
Jullie proponeerden
Zij proponeerden
Voltooid deelwoord van proponeren
geproponeerd
Tegenwoordig deelwoord van proponeren
proponerend