Werkwoorden vervoegen
propaganderen
Tegenwoordige tijd propaganderen
Ik propagandeer
Jij propagandeert
propagandeer jij?
U propagandeert
Hij/Zij/Het propagandeert
Wij propaganderen
Jullie propaganderen
Zij propaganderen
Verleden tijd van propaganderen
Ik propagandeerde
Jij/U propagandeerde
Hij/Zij/Het propagandeerde
Wij propagandeerden
Jullie propagandeerden
Zij propagandeerden
Voltooid deelwoord van propaganderen
gepropagandeerd
Tegenwoordig deelwoord van propaganderen
propaganderend