Werkwoorden vervoegen
profiteren
Tegenwoordige tijd profiteren
Ik profiteer
Jij profiteert
profiteer jij?
U profiteert
Hij/Zij/Het profiteert
Wij profiteren
Jullie profiteren
Zij profiteren
Verleden tijd van profiteren
Ik profiteerde
Jij/U profiteerde
Hij/Zij/Het profiteerde
Wij profiteerden
Jullie profiteerden
Zij profiteerden
Voltooid deelwoord van profiteren
geprofiteerd
Tegenwoordig deelwoord van profiteren
profiterend