Werkwoorden vervoegen
procureren
Tegenwoordige tijd procureren
Ik procureer
Jij procureert
procureer jij?
U procureert
Hij/Zij/Het procureert
Wij procureren
Jullie procureren
Zij procureren
Verleden tijd van procureren
Ik procureerde
Jij/U procureerde
Hij/Zij/Het procureerde
Wij procureerden
Jullie procureerden
Zij procureerden
Voltooid deelwoord van procureren
geprocureerd
Tegenwoordig deelwoord van procureren
procurerend