Werkwoorden vervoegen
prescriberen
Tegenwoordige tijd prescriberen
Ik prescribeer
Jij prescribeert
prescribeer jij?
U prescribeert
Hij/Zij/Het prescribeert
Wij prescriberen
Jullie prescriberen
Zij prescriberen
Verleden tijd van prescriberen
Ik prescribeerde
Jij/U prescribeerde
Hij/Zij/Het prescribeerde
Wij prescribeerden
Jullie prescribeerden
Zij prescribeerden
Voltooid deelwoord van prescriberen
geprescribeerd
Tegenwoordig deelwoord van prescriberen
prescriberend