Werkwoorden vervoegen
potentiëren
Tegenwoordige tijd potentiëren
Ik potentieer
Jij potentieert
potentieer jij?
U potentieert
Hij/Zij/Het potentieert
Wij potentiëren
Jullie potentiëren
Zij potentiëren
Verleden tijd van potentiëren
Ik potentieerde
Jij/U potentieerde
Hij/Zij/Het potentieerde
Wij potentieerden
Jullie potentieerden
Zij potentieerden
Voltooid deelwoord van potentiëren
gepotentieerd
Tegenwoordig deelwoord van potentiëren
potentiërend