Werkwoorden vervoegen
patrouilleren
Tegenwoordige tijd patrouilleren
Ik patrouilleer
Jij patrouilleert
patrouilleer jij?
U patrouilleert
Hij/Zij/Het patrouilleert
Wij patrouilleren
Jullie patrouilleren
Zij patrouilleren
Verleden tijd van patrouilleren
Ik patrouilleerde
Jij/U patrouilleerde
Hij/Zij/Het patrouilleerde
Wij patrouilleerden
Jullie patrouilleerden
Zij patrouilleerden
Voltooid deelwoord van patrouilleren
gepatrouilleerd
Tegenwoordig deelwoord van patrouilleren
patrouillerend