Werkwoorden vervoegen
parkeren
Tegenwoordige tijd parkeren
Ik parkeer
Jij parkeert
parkeer jij?
U parkeert
Hij/Zij/Het parkeert
Wij parkeren
Jullie parkeren
Zij parkeren
Verleden tijd van parkeren
Ik parkeerde
Jij/U parkeerde
Hij/Zij/Het parkeerde
Wij parkeerden
Jullie parkeerden
Zij parkeerden
Voltooid deelwoord van parkeren
geparkeerd
Tegenwoordig deelwoord van parkeren
parkerend