Werkwoorden vervoegen
parallelliseren
Tegenwoordige tijd parallelliseren
Ik parallelliseer
Jij parallelliseert
parallelliseer jij?
U parallelliseert
Hij/Zij/Het parallelliseert
Wij parallelliseren
Jullie parallelliseren
Zij parallelliseren
Verleden tijd van parallelliseren
Ik parallelliseerde
Jij/U parallelliseerde
Hij/Zij/Het parallelliseerde
Wij parallelliseerden
Jullie parallelliseerden
Zij parallelliseerden
Voltooid deelwoord van parallelliseren
geparallelliseerd
Tegenwoordig deelwoord van parallelliseren
parallelliserend