Werkwoorden vervoegen
paragraferen
Tegenwoordige tijd paragraferen
Ik paragrafeer
Jij paragrafeert
paragrafeer jij?
U paragrafeert
Hij/Zij/Het paragrafeert
Wij paragraferen
Jullie paragraferen
Zij paragraferen
Verleden tijd van paragraferen
Ik paragrafeerde
Jij/U paragrafeerde
Hij/Zij/Het paragrafeerde
Wij paragrafeerden
Jullie paragrafeerden
Zij paragrafeerden
Voltooid deelwoord van paragraferen
geparagrafeerd
Tegenwoordig deelwoord van paragraferen
paragraferend