Werkwoorden vervoegen
parachuteren
Tegenwoordige tijd parachuteren
Ik parachuteer
Jij parachuteert
parachuteer jij?
U parachuteert
Hij/Zij/Het parachuteert
Wij parachuteren
Jullie parachuteren
Zij parachuteren
Verleden tijd van parachuteren
Ik parachuteerde
Jij/U parachuteerde
Hij/Zij/Het parachuteerde
Wij parachuteerden
Jullie parachuteerden
Zij parachuteerden
Voltooid deelwoord van parachuteren
geparachuteerd
Tegenwoordig deelwoord van parachuteren
parachuterend