Werkwoorden vervoegen
paneren
Tegenwoordige tijd paneren
Ik paneer
Jij/U paneert
Hij/Zij/Het paneert
Wij paneren
Jullie paneren
Zij paneren
Verleden tijd van paneren
Ik paneerde
Jij/U paneerde
Hij/Zij/Het paneerde
Wij paneerden
Jullie paneerden
Zij paneerden
Voltooid deelwoord van paneren
gepaneerd
Tegenwoordig deelwoord van paneren
panerend