Werkwoorden vervoegen
panden
Tegenwoordige tijd panden
Ik pand
Jij pandt
pand jij?
U pandt
Hij/Zij/Het pandt
Wij panden
Jullie panden
Zij panden
Verleden tijd van panden
Ik pandde
Jij/U pandde
Hij/Zij/Het pandde
Wij pandden
Jullie pandden
Zij pandden
Voltooid deelwoord van panden
gepand
Tegenwoordig deelwoord van panden
pandend