Werkwoorden vervoegen
pacen
Tegenwoordige tijd pacen
Ik pace
Jij pacet
pace jij?
U pacet
Hij/Zij/Het pacet
Wij pacen
Jullie pacen
Zij pacen
Verleden tijd van pacen
Ik pacete
Jij/U pacete
Hij/Zij/Het pacete
Wij paceten
Jullie paceten
Zij paceten
Voltooid deelwoord van pacen
gepacet
Tegenwoordig deelwoord van pacen
pacend