Werkwoorden vervoegen
paardjerijden
Tegenwoordige tijd paardjerijden
Ik rij paardje
Jij rijdt paardje
rij jij paardje?
U rijdt paardje
Hij/Zij/Het rijdt paardje
Wij rijden paardje
Jullie rijden paardje
Zij rijden paardje
Verleden tijd van paardjerijden
Ik reed paardje
Jij/U reed paardje
Hij/Zij/Het reed paardje
Wij reden paardje
Jullie reden paardje
Zij reden paardje
Voltooid deelwoord van paardjerijden
paardjegereden
Tegenwoordig deelwoord van paardjerijden
paardjerijdend