Werkwoorden vervoegen
overzomeren
Tegenwoordige tijd overzomeren
Ik overzomer
Jij overzomert
overzomer jij?
U overzomert
Hij/Zij/Het overzomert
Wij overzomeren
Jullie overzomeren
Zij overzomeren
Verleden tijd van overzomeren
Ik overzomerde
Jij/U overzomerde
Hij/Zij/Het overzomerde
Wij overzomerden
Jullie overzomerden
Zij overzomerden
Voltooid deelwoord van overzomeren
overzomerd
Tegenwoordig deelwoord van overzomeren
overzomerend