Werkwoorden vervoegen
overvragen (opnieuw vragen)
Tegenwoordige tijd overvragen
Ik vraag over
Jij vraagt over
vraag jij over?
U vraagt over
Hij/Zij/Het vraagt over
Wij vragen over
Jullie vragen over
Zij vragen over
Verleden tijd van overvragen
Ik vraagde over
Jij/U vraagde over
Hij/Zij/Het vraagde over
Wij vraagden over
Jullie vraagden over
Zij vraagden over
Voltooid deelwoord van overvragen
overgevraagd
Tegenwoordig deelwoord van overvragen
overvragend
overvragen (te veel vragen)
Tegenwoordige tijd overvragen
Ik overvraag
Jij overvraagt
overvraag jij?
U overvraagt
Hij/Zij/Het overvraagt
Wij overvragen
Jullie overvragen
Zij overvragen
Verleden tijd van overvragen
Ik overvraagde
Jij/U overvraagde
Hij/Zij/Het overvraagde
Wij overvraagden
Jullie overvraagden
Zij overvraagden
Voltooid deelwoord van overvragen
overvraagd
Tegenwoordig deelwoord van overvragen
overvragend