Werkwoorden vervoegen
overtuigen
Tegenwoordige tijd overtuigen
Ik overtuig
Jij overtuigt
overtuig jij?
U overtuigt
Hij/Zij/Het overtuigt
Wij overtuigen
Jullie overtuigen
Zij overtuigen
Verleden tijd van overtuigen
Ik overtuigde
Jij/U overtuigde
Hij/Zij/Het overtuigde
Wij overtuigden
Jullie overtuigden
Zij overtuigden
Voltooid deelwoord van overtuigen
overtuigd
Tegenwoordig deelwoord van overtuigen
overtuigend