Werkwoorden vervoegen
overtekenen (opnieuw tekenen, over iets heen tekenen, natekenen)
Tegenwoordige tijd overtekenen
Ik teken over
Jij tekent over
teken jij over?
U tekent over
Hij/Zij/Het tekent over
Wij tekenen over
Jullie tekenen over
Zij tekenen over
Verleden tijd van overtekenen
Ik tekende over
Jij/U tekende over
Hij/Zij/Het tekende over
Wij tekenden over
Jullie tekenden over
Zij tekenden over
Voltooid deelwoord van overtekenen
overgetekend
Tegenwoordig deelwoord van overtekenen
overtekenend
overtekenen (voor een hoger bedrag inschrijven)
Tegenwoordige tijd overtekenen
Ik overteken
Jij overtekent
overteken jij?
U overtekent
Hij/Zij/Het overtekent
Wij overtekenen
Jullie overtekenen
Zij overtekenen
Verleden tijd van overtekenen
Ik overtekende
Jij/U overtekende
Hij/Zij/Het overtekende
Wij overtekenden
Jullie overtekenden
Zij overtekenden
Voltooid deelwoord van overtekenen
overtekend
Tegenwoordig deelwoord van overtekenen
overtekenend