Werkwoorden vervoegen
overstorten
Tegenwoordige tijd overstorten
Ik stort over
Jij stort over
stort jij over?
U stort over
Hij/Zij/Het stort over
Wij storten over
Jullie storten over
Zij storten over
Verleden tijd van overstorten
Ik stortte over
Jij/U stortte over
Hij/Zij/Het stortte over
Wij stortten over
Jullie stortten over
Zij stortten over
Voltooid deelwoord van overstorten
overgestort
Tegenwoordig deelwoord van overstorten
overstortend