Werkwoorden vervoegen
overschatten (een te hoge waarde toekennen aan)
Tegenwoordige tijd overschatten
Ik overschat
Jij overschat
overschat jij?
U overschat
Hij/Zij/Het overschat
Wij overschatten
Jullie overschatten
Zij overschatten
Verleden tijd van overschatten
Ik overschatte
Jij/U overschatte
Hij/Zij/Het overschatte
Wij overschatten
Jullie overschatten
Zij overschatten
Voltooid deelwoord van overschatten
overschat
Tegenwoordig deelwoord van overschatten
overschattend
overschatten (opnieuw schatten)
Tegenwoordige tijd overschatten
Ik schat over
Jij schat over
schat jij over?
U schat over
Hij/Zij/Het schat over
Wij schatten over
Jullie schatten over
Zij schatten over
Verleden tijd van overschatten
Ik schatte over
Jij/U schatte over
Hij/Zij/Het schatte over
Wij schatten over
Jullie schatten over
Zij schatten over
Voltooid deelwoord van overschatten
overgeschat
Tegenwoordig deelwoord van overschatten
overschattend