Werkwoorden vervoegen
overgieten (over iets heen gieten)
Tegenwoordige tijd overgieten
Ik overgiet
Jij overgiet
overgiet jij?
U overgiet
Hij/Zij/Het overgiet
Wij overgieten
Jullie overgieten
Zij overgieten
Verleden tijd van overgieten
Ik overgoot
Jij/U overgoot
Hij/Zij/Het overgoot
Wij overgoten
Jullie overgoten
Zij overgoten
Voltooid deelwoord van overgieten
overgoten
Tegenwoordig deelwoord van overgieten
overgietend
overgieten (van het ene vat in het andere gieten)
Tegenwoordige tijd overgieten
Ik giet over
Jij giet over
giet jij over?
U giet over
Hij/Zij/Het giet over
Wij gieten over
Jullie gieten over
Zij gieten over
Verleden tijd van overgieten
Ik goot over
Jij/U goot over
Hij/Zij/Het goot over
Wij goten over
Jullie goten over
Zij goten over
Voltooid deelwoord van overgieten
overgegoten
Tegenwoordig deelwoord van overgieten
overgietend