Werkwoorden vervoegen
overbieden
Tegenwoordige tijd overbieden
Ik overbied
Jij overbiedt
overbied jij?
U overbiedt
Hij/Zij/Het overbiedt
Wij overbieden
Jullie overbieden
Zij overbieden
Verleden tijd van overbieden
Ik overbood
Jij/U overbood
Hij/Zij/Het overbood
Wij overboden
Jullie overboden
Zij overboden
Voltooid deelwoord van overbieden
overboden
Tegenwoordig deelwoord van overbieden
overbiedend