Werkwoorden vervoegen
orkestreren
Tegenwoordige tijd orkestreren
Ik orkestreer
Jij orkestreert
orkestreer jij?
U orkestreert
Hij/Zij/Het orkestreert
Wij orkestreren
Jullie orkestreren
Zij orkestreren
Verleden tijd van orkestreren
Ik orkestreerde
Jij/U orkestreerde
Hij/Zij/Het orkestreerde
Wij orkestreerden
Jullie orkestreerden
Zij orkestreerden
Voltooid deelwoord van orkestreren
georkestreerd
Tegenwoordig deelwoord van orkestreren
orkestrerend