Werkwoorden vervoegen
orderen
Tegenwoordige tijd orderen
Ik order
Jij ordert
order jij?
U ordert
Hij/Zij/Het ordert
Wij orderen
Jullie orderen
Zij orderen
Verleden tijd van orderen
Ik orderde
Jij/U orderde
Hij/Zij/Het orderde
Wij orderden
Jullie orderden
Zij orderden
Voltooid deelwoord van orderen
georderd
Tegenwoordig deelwoord van orderen
orderend