Werkwoorden vervoegen
opwekken
Tegenwoordige tijd opwekken
Ik wek op
Jij wekt op
wek jij op?
U wekt op
Hij/Zij/Het wekt op
Wij wekken op
Jullie wekken op
Zij wekken op
Verleden tijd van opwekken
Ik wekte op
Jij/U wekte op
Hij/Zij/Het wekte op
Wij wekten op
Jullie wekten op
Zij wekten op
Voltooid deelwoord van opwekken
opgewekt
Tegenwoordig deelwoord van opwekken
opwekkend