Werkwoorden vervoegen
oplepelen
Tegenwoordige tijd oplepelen
Ik lepel op
Jij lepelt op
lepel jij op?
U lepelt op
Hij/Zij/Het lepelt op
Wij lepelen op
Jullie lepelen op
Zij lepelen op
Verleden tijd van oplepelen
Ik lepelde op
Jij/U lepelde op
Hij/Zij/Het lepelde op
Wij lepelden op
Jullie lepelden op
Zij lepelden op
Voltooid deelwoord van oplepelen
opgelepeld
Tegenwoordig deelwoord van oplepelen
oplepelend