Werkwoorden vervoegen
ontleren
Tegenwoordige tijd ontleren
Ik ontleer
Jij ontleert
ontleer
U ontleert
Hij/Zij/Het ontleert
Wij ontleren
Jullie ontleren
Zij ontleren
Verleden tijd van ontleren
Ik ontleerde
Jij/U ontleerde
Hij/Zij/Het ontleerde
Wij ontleerden
Jullie ontleerden
Zij ontleerden
Voltooid deelwoord van ontleren
ontleerd
Tegenwoordig deelwoord van ontleren
ontlerend