Werkwoorden vervoegen
omzweven (om iets heen zweven)
Tegenwoordige tijd omzweven
Ik zweef om
Jij zweeft om
zweef jij om?
U zweeft om
Hij/Zij/Het zweeft om
Wij zweven om
Jullie zweven om
Zij zweven om
Verleden tijd van omzweven
Ik zweefde om
Jij/U zweefde om
Hij/Zij/Het zweefde om
Wij zweefden om
Jullie zweefden om
Zij zweefden om
Voltooid deelwoord van omzweven
omgezweefd
Tegenwoordig deelwoord van omzweven
omzwevend
omzweven (zwevend omgeven)
Tegenwoordige tijd omzweven
Ik omzweef
Jij omzweeft
omzweef jij?
U omzweeft
Hij/Zij/Het omzweeft
Wij omzweven
Jullie omzweven
Zij omzweven
Verleden tijd van omzweven
Ik omzweefde
Jij/U omzweefde
Hij/Zij/Het omzweefde
Wij omzweefden
Jullie omzweefden
Zij omzweefden
Voltooid deelwoord van omzweven
omzweefd
Tegenwoordig deelwoord van omzweven
omzwevend