Werkwoorden vervoegen
omreizen
Tegenwoordige tijd omreizen
Ik reis om
Jij reist om
reis jij om?
U reist om
Hij/Zij/Het reist om
Wij reizen om
Jullie reizen om
Zij reizen om
Verleden tijd van omreizen
Ik reisde om
Jij/U reisde om
Hij/Zij/Het reisde om
Wij reisden om
Jullie reisden om
Zij reisden om
Voltooid deelwoord van omreizen
omgereisd
Tegenwoordig deelwoord van omreizen
omreizend