Werkwoorden vervoegen
objectiveren
Tegenwoordige tijd objectiveren
Ik objectiveer
Jij objectiveert
objectiveer jij?
U objectiveert
Hij/Zij/Het objectiveert
Wij objectiveren
Jullie objectiveren
Zij objectiveren
Verleden tijd van objectiveren
Ik objectiveerde
Jij/U objectiveerde
Hij/Zij/Het objectiveerde
Wij objectiveerden
Jullie objectiveerden
Zij objectiveerden
Voltooid deelwoord van objectiveren
geobjectiveerd
Tegenwoordig deelwoord van objectiveren
objectiverend