Werkwoorden vervoegen
niëlleren
Tegenwoordige tijd niëlleren
Ik niëlleer
Jij niëlleert
niëlleer jij?
U niëlleert
Hij/Zij/Het niëlleert
Wij niëlleren
Jullie niëlleren
Zij niëlleren
Verleden tijd van niëlleren
Ik niëlleerde
Jij/U niëlleerde
Hij/Zij/Het niëlleerde
Wij niëlleerden
Jullie niëlleerden
Zij niëlleerden
Voltooid deelwoord van niëlleren
geniëlleerd
Tegenwoordig deelwoord van niëlleren
niëllerend