Werkwoorden vervoegen
neutraliseren
Tegenwoordige tijd neutraliseren
Ik neutraliseer
Jij neutraliseert
neutraliseer jij?
U neutraliseert
Hij/Zij/Het neutraliseert
Wij neutraliseren
Jullie neutraliseren
Zij neutraliseren
Verleden tijd van neutraliseren
Ik neutraliseerde
Jij/U neutraliseerde
Hij/Zij/Het neutraliseerde
Wij neutraliseerden
Jullie neutraliseerden
Zij neutraliseerden
Voltooid deelwoord van neutraliseren
geneutraliseerd
Tegenwoordig deelwoord van neutraliseren
neutraliserend