Werkwoorden vervoegen
neervallen
Tegenwoordige tijd neervallen
Ik val neer
Jij valt neer
val jij neer?
U valt neer
Hij/Zij/Het valt neer
Wij vallen neer
Jullie vallen neer
Zij vallen neer
Verleden tijd van neervallen
Ik viel neer
Jij/U viel neer
Hij/Zij/Het viel neer
Wij vielen neer
Jullie vielen neer
Zij vielen neer
Voltooid deelwoord van neervallen
neergevallen
Tegenwoordig deelwoord van neervallen
neervallend