Werkwoorden vervoegen
nazenden
Tegenwoordige tijd nazenden
Ik zend na
Jij zendt na
zend jij na?
U zendt na
Hij/Zij/Het zendt na
Wij zenden na
Jullie zenden na
Zij zenden na
Verleden tijd van nazenden
Ik zond na
Jij/U zond na
Hij/Zij/Het zond na
Wij zonden na
Jullie zonden na
Zij zonden na
Voltooid deelwoord van nazenden
nagezonden
Tegenwoordig deelwoord van nazenden
nazendend