Werkwoorden vervoegen
navorderen
Tegenwoordige tijd navorderen
Ik vorder na
Jij vordert na
vorder jij na?
U vordert na
Hij/Zij/Het vordert na
Wij vorderen na
Jullie vorderen na
Zij vorderen na
Verleden tijd van navorderen
Ik vorderde na
Jij/U vorderde na
Hij/Zij/Het vorderde na
Wij vorderden na
Jullie vorderden na
Zij vorderden na
Voltooid deelwoord van navorderen
nagevorderd
Tegenwoordig deelwoord van navorderen
navorderend