Werkwoorden vervoegen
navigeren
Tegenwoordige tijd navigeren
Ik navigeer
Jij navigeert
navigeer jij?
U navigeert
Hij/Zij/Het navigeert
Wij navigeren
Jullie navigeren
Zij navigeren
Verleden tijd van navigeren
Ik navigeerde
Jij/U navigeerde
Hij/Zij/Het navigeerde
Wij navigeerden
Jullie navigeerden
Zij navigeerden
Voltooid deelwoord van navigeren
genavigeerd
Tegenwoordig deelwoord van navigeren
navigerend