Werkwoorden vervoegen
natscheren
Tegenwoordige tijd natscheren
Ik scheer nat
Jij scheert nat
scheer jij nat?
U scheert nat
Hij/Zij/Het scheert nat
Wij scheren nat
Jullie scheren nat
Zij scheren nat
Verleden tijd van natscheren
Ik scheerde nat
Jij/U scheerde nat
Hij/Zij/Het scheerde nat
Wij scheerden nat
Jullie scheerden nat
Zij scheerden nat
Voltooid deelwoord van natscheren
natgeschoren
Tegenwoordig deelwoord van natscheren
natscherend