Werkwoorden vervoegen
narcotiseren
Tegenwoordige tijd narcotiseren
Ik narcotiseer
Jij narcotiseert
narcotiseer jij?
U narcotiseert
Hij/Zij/Het narcotiseert
Wij narcotiseren
Jullie narcotiseren
Zij narcotiseren
Verleden tijd van narcotiseren
Ik narcotiseerde
Jij/U narcotiseerde
Hij/Zij/Het narcotiseerde
Wij narcotiseerden
Jullie narcotiseerden
Zij narcotiseerden
Voltooid deelwoord van narcotiseren
genarcotiseerd
Tegenwoordig deelwoord van narcotiseren
narcotiserend