Werkwoorden vervoegen
moveren
Tegenwoordige tijd moveren
Ik moveer
Jij moveert
moveer jij?
U moveert
Hij/Zij/Het moveert
Wij moveren
Jullie moveren
Zij moveren
Verleden tijd van moveren
Ik moveerde
Jij/U moveerde
Hij/Zij/Het moveerde
Wij moveerden
Jullie moveerden
Zij moveerden
Voltooid deelwoord van moveren
gemoveerd
Tegenwoordig deelwoord van moveren
moverend