Werkwoorden vervoegen
moraliseren
Tegenwoordige tijd moraliseren
Ik moraliseer
Jij moraliseert
moraliseer jij?
U moraliseert
Hij/Zij/Het moraliseert
Wij moraliseren
Jullie moraliseren
Zij moraliseren
Verleden tijd van moraliseren
Ik moraliseerde
Jij/U moraliseerde
Hij/Zij/Het moraliseerde
Wij moraliseerden
Jullie moraliseerden
Zij moraliseerden
Voltooid deelwoord van moraliseren
gemoraliseerd
Tegenwoordig deelwoord van moraliseren
moraliserend