Werkwoorden vervoegen
moduleren
Tegenwoordige tijd moduleren
Ik moduleer
Jij moduleert
moduleer jij?
U moduleert
Hij/Zij/Het moduleert
Wij moduleren
Jullie moduleren
Zij moduleren
Verleden tijd van moduleren
Ik moduleerde
Jij/U moduleerde
Hij/Zij/Het moduleerde
Wij moduleerden
Jullie moduleerden
Zij moduleerden
Voltooid deelwoord van moduleren
gemoduleerd
Tegenwoordig deelwoord van moduleren
modulerend