Werkwoorden vervoegen
minoriseren
Tegenwoordige tijd minoriseren
Ik minoriseer
Jij minoriseert
minoriseer jij?
U minoriseert
Hij/Zij/Het minoriseert
Wij minoriseren
Jullie minoriseren
Zij minoriseren
Verleden tijd van minoriseren
Ik minoriseerde
Jij/U minoriseerde
Hij/Zij/Het minoriseerde
Wij minoriseerden
Jullie minoriseerden
Zij minoriseerden
Voltooid deelwoord van minoriseren
geminoriseerd
Tegenwoordig deelwoord van minoriseren
minoriserend