Werkwoorden vervoegen
meewerken
Tegenwoordige tijd meewerken
Ik werk mee/meewerk
Jij werkt mee/meewerkt
werk mee
U werkt mee/meewerkt
Hij/Zij/Het werkt mee/meewerkt
Wij werken mee/meewerken
Jullie werken mee/meewerken
Zij werken mee/meewerken
Verleden tijd van meewerken
Ik werkte mee/meewerkte
Jij/U werkte mee/meewerkte
Hij/Zij/Het werkte mee/meewerkte
Wij werkten mee/meewerkten
Jullie werkten mee/meewerkten
Zij werkten mee/meewerkten
Voltooid deelwoord van meewerken
meegewerkt
Tegenwoordig deelwoord van meewerken
meewerkend