Tegenwoordige tijd meekrijgen
Ik krijg mee/meekrijg
Jij krijgt mee/meekrijgt
krijg mee
U krijgt mee/meekrijgt
Hij/Zij/Het krijgt mee/meekrijgt
Wij krijgen mee/meekrijgen
Jullie krijgen mee/meekrijgen
Zij krijgen mee/meekrijgen
Verleden tijd van meekrijgen
Ik kreeg mee/meekreeg
Jij/U kreeg mee/meekreeg
Hij/Zij/Het kreeg mee/meekreeg
Wij kregen mee/meekregen
Jullie kregen mee/meekregen
Zij kregen mee/meekregen
Voltooid deelwoord van meekrijgen
meegekregen
Tegenwoordig deelwoord van meekrijgen
meekrijgend
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
