Werkwoorden vervoegen
materialiseren
Tegenwoordige tijd materialiseren
Ik materialiseer
Jij materialiseert
materialiseer jij?
U materialiseert
Hij/Zij/Het materialiseert
Wij materialiseren
Jullie materialiseren
Zij materialiseren
Verleden tijd van materialiseren
Ik materialiseerde
Jij/U materialiseerde
Hij/Zij/Het materialiseerde
Wij materialiseerden
Jullie materialiseerden
Zij materialiseerden
Voltooid deelwoord van materialiseren
gematerialiseerd
Tegenwoordig deelwoord van materialiseren
materialiserend