Werkwoorden vervoegen
manicuren
Tegenwoordige tijd manicuren
Ik manicuur
Jij manicuurt
manicuur jij?
U manicuurt
Hij/Zij/Het manicuurt
Wij manicuren
Jullie manicuren
Zij manicuren
Verleden tijd van manicuren
Ik manicuurde
Jij/U manicuurde
Hij/Zij/Het manicuurde
Wij manicuurden
Jullie manicuurden
Zij manicuurden
Voltooid deelwoord van manicuren
gemanicuurd
Tegenwoordig deelwoord van manicuren
manicurend