Werkwoorden vervoegen
liefhebben
Tegenwoordige tijd liefhebben
Ik heb lief/liefheb
Jij hebt lief/liefhebt
heb lief
U liefheeft/heeft lief/hebt lief/liefhebt
Hij/Zij/Het liefheeft/heeft lief
Wij hebben lief/liefhebben
Jullie hebben lief/liefhebben
Zij hebben lief/liefhebben
Verleden tijd van liefhebben
Ik had lief/liefhad
Jij/U had lief/liefhad
Hij/Zij/Het had lief/liefhad
Wij hadden lief/liefhadden
Jullie hadden lief/liefhadden
Zij hadden lief/liefhadden
Voltooid deelwoord van liefhebben
liefgehad
Tegenwoordig deelwoord van liefhebben
liefhebbend